2006-03-23: Nepal: Een dagje fietsen

Herbert en Margreet zijn er samen op uit met de boot en zijn vroeg vertrokken. Ik zie later de foto’s en zie dat ze mooie foto’s hebben gemaakt van vliegende reigers, adelaars en typerende situaties van het watergebied nabij Pokhara.

Ik heb goed geslapen,maar kort en de verkoudheid wordt erger en erger. De neus zit om de haverklap vol en snotterend ga ik vandaag door het leven. Na het ontbijtje struin ik eruit en ik voel me waardeloos. Zoals je je voelt na een dag 16 uur werken en dan er weer uit stappen na 5 uur slaap om weer te starten en met een kleine verkoudheid in het lichaam. Ik heb geen puf, maar om te voorkomen dat ik niets zie van de regio, ga ik toch een fiets huren. De hoteleigenaar kon er een leveren voor 500 roepie en ik zelf vind er een voor 100 op de hoek van de straat en dat is nog teveel.

Met de verweerde en beschadigde schoenen op stap probeer ik een schoenmaker te vinden. Voor ik erg in heb staat er al een mannetje achter me , die me graag naar zijn openbare zitplaats wil loodsen. Hij zag mij en de schoenen en liep meteen achter me aan. Niet voor 10 meter, maar voor 500 meter. Zo graag willen de mannen die in een lagere khast zitten de klanten naar zich toe trekken. Waarschijnlijk is dit een zogenaamde “untouchable” voor zover dat al van toepassing is in Nepal. Half loensend en met nog enkele tanden staat de man met zijn borsteltje klaar, maar ik ben er vandaag even niet van gecharmeerd. Geen opdringerig gedrag vandaag. Daar is mijn lichaam even niet tegen bestand en ik fiets door. Bij een andere schoenmaker zijn er ook geen veters en ik besluit maar weer terug te fietsen. Dat zoeken we wel op in Kathmandu als we terug zijn. Het is toch veels te warm nu om die bergschoenen aan te doen. Op de terugweg wuift de eerste schoenmaker weer en vraag hem dan toch of hij dan veters heeft, maar ook nu hebben mijn schoenen pech.

Bij een zaakje met een groot bord “German Bread” eet ik een lang stokbrood. Sandwich met kaas en tomaat. Deze weten ze wel aardig te maken hier, zolang er maar geen mayonaise opzit met liters tegelijk. Als het buikje weer rond is en ik de fiets startklaar heb staan voel ik me nog niet fitter, maar toch gaan we Pokhara rond. De hele dag in bed liggen heb je ook niets aan toch.

Ik maak een groot rondje door Pokhara en fiets er gewoon op uit. Het is typisch hoe anders het leven is buiten de toeristische trekpleisters. Je rijdt door rijke wijken, studentenwijken en arme wijken. Over het algemeen heeft de Nepalees het niet slecht als je kijkt naar de normale straten, maar zoals ik al zei. Er is wel ruimte voor individuele armoede, waar niemand over ligt wakker te liggen. De studenten dragen allemaal schoolpakjes aan. Zoals de fout pratende Duitser die koekjes verkoopt in “Scary Movie” dacht ik, zo lopen de meiden hier echt over straat. Kousen tot aan de knieën en afgewerkt met een rokje en blouse. Alleen zien de Nepalese dames er wat beter uit als de grote lompe Duitser in die bewuste film.

Ik kom geen Landrover dealer tegen en ook geen computershop die netwerk kaartjes heeft. Ik weet niet of het nu aan de software lag dat de laptop niet wireless werkte of dat het kaartje echt kapot is. Hij geeft aan dat het fysieke adres een foutmelding geeft. We swoppen ook wat af met die laptop zonder de gebruikelijke procedures, maar goed.

Op de achtergrond van de stad Pokhara zie je in de morgen de bergtoppen van de omliggende bergen liggen. Het is wel een tegenstrijdig iets maar de omgevingen passen ook bij elkaar. Over de weg zijn zilverfolie strookjes gespannen als versiering. Links en rechts staan de scheve panden. Elk huis staat scheef in Nepal lijkt het en anders zijn ze goed verzakt. En precies aan het einde van de straat zie je de bergtop met witte sneeuw.

Er zijn ook wat vakmannen hier aanwezig die van alles maken van hout. Kasten, bedden, meubels maar ook de maskers en de tierelantijntjes van alle tempels. Bij een man ben ik even gestopt en heb ik wat foto’s gemaakt. Toch bijzonder hoe ze uren doen over een masker van een paar honderd roepie.

Op het busstation staan ze me raar aan te kijken. Wat doet die westerling hier en als je wat besteld wordt je afgesnauwd zoals gebruikelijk. Ik heb geen hoge pet op van de Nepalesen. Ook onderling doen ze precies hetzelfde. Als ze je geen antwoord kunnen geven of het niet weten, dan negeren ze je en als je betaald hebt draaien ze hun hoofd weg op een manier van ik ben klaar met jou, opzouten!

Ik realiseer me dat op het busstation een uitgelezen punt is om wat maoïsten bommen tegen te komen. Het schijnt redelijk rustig te zijn in en rond Kathmandu op het moment, maar toch. Het is inmiddels weer ruim 30 graden en met de korte broek aan fiets ik naar de andere kant. Het gaat berg afwaarts nu. Daarom ging ik zo traag. Ik ging ongemerkt de bult op. Soms reed ik een paar kilometer per uur maar op de oude mountainbike. Ach ja, nu kan ik me lekker laten afzakken zonder energie. Ik denk dat ik de stad uit fiets, maar ik kom precies in het hartje van “Lake Side” uit. Dat is het Thamel van Pokhara, waar wij ook tijdelijk wonen nu.

Op het kruispunt naast het hotel ligt iemand midden op straat en langzaam verzamelen zich mensen om hem heen. De politie die niets doet en in de schaduw staat de politie toe te kijken laat het allemaal gaan. Op alle straten en in patrouilles over straat zie je politie (blauwe militaire pakken) en militairen (groene militaire pakken). Soms loopt er een veredelde bromsnor met politiepet op zoals we die kennen met een grote rieten stok in handen. Maar die zijn zeldzaam. Schijnbaar weten ze goed raak met de stokken, want iedereen loopt er met ontzag omheen en deze agenten lopen fier overeind, alsof ze de burgemeester zijn.

De man op straat ligt daar maar te spartelen. Hij stelt een drugsverslaafde voor en de mensen eromheen waarschuwen de locals voor de gevaren. Het is een toneelstukje en iemand legt me uit dat dit gebruikelijk is voor Nepal om zoiets aan de kaak te stellen. Gewoon in het midden van de straat liggen en zoveel mogelijk bekijks trekken. Het is maar wat je leuk vind, maar het werkt wel. Ik dacht eerst dat ze gewoon iemand op straat lieten creperen en stond al half in de houding om ernaar toe te lopen en te helpen als dat kon, maar iets in me zei dat er iets niet klopte.

Dat brengt me bij wat anders. Een half jaar voor ik weg reed uit Nederland kwam ik uit Schalkhaar richting Deventer rijden en op de Brinkgreverweg lag een man met fiets op straat te spartelen. De Nederlandse man had in het pikkedonker van de winterochtend de donkere Indiër op de fiets zonder licht niet gezien. Ik dacht dat het een Indiër was. De auto stond nog midden op straat en de Indiër had het zo zwaar. Dat zit in die mensen ingebakken. Ze halen alle goden, kinderen en dingen erbij die ze erbij kunnen halen. Ik kwam er alleen aan rijden, maar sleepte hem eerst maar eens van de straat af. De Nederlander scheen niets zoveel aan te kunnen met de situatie. Na de Indiër te hebben laten bijkomen, wat niet mogelijk was hebben we hem naar het ziekenhuis gebracht en ik ben er achteraan gereden met een auto van Honeywell (die ik had mee gehad naar cursus) om de fiets mee te nemen. Het hele schouwspel werd nog bekeken door Esther Middelburg, die toevallig van werk kwam of naar haar werk toereed.

De man wou contactgegevens en het enige kaartje wat ik had was van Honeywell. Hier realiseerde ik me voor de eerste keer in wat voor omgeving je echt terecht zou gaan komen als je door landen als Pakistan, India en Iran rijdt. Schreeuwende mensen die alles bij elkaar roepen, terwijl ze zich niet kunnen vermannen. We hebben deze Indiër letterlijk het Ziekenhuis ingestuurd en gezegd niet zo te schreeuwen. Ik geloof dat ik hem nog letterlijk heb gezegd:”Je schreeuwt zo hard dan kun je ook wel lopen” en met mijn handen onder zijn oksels heb ik hem de auto van de Nederlander ingedrukt. Hij had gewoon teveel babbels. Het leuke na een paar weken is dat mijn collegae mijn telefoon op werk oppakken en dat ze een half Nederlandse sprekende Indiër aan de telefoon kregen. Hij belde om mij te bedanken en mijn collegae hadden weer een grapje om over te dollen. Iets wat ik ook had gedaan in hun positie.

Erg grappig is onderweg de winkel naam die ik tegen kom. Een groot bord verteld me dat Phil de lange een dubbel leven heeft. Normaal met elke braderie zit hij natuurgetrouw tussen de kraampjes om de zelfgemaakt armbandjes te maken en ik weet nu waarvan dat komt. Zie het bord in de foto-overzichten van week 29. Dat hij in de handicraft zit weten we, maar wat hij bedoeld met oil painting en met water painting. Blijkbaar heeft hij er veel ervaring mee en is dat de reden waarom Raymond Duym zich lelijk vergistte in de 1 op 1 gevechten met paintball. Het voetbal uitje van enkele jaren terug. Phil heeft dus duidelijk verborgen talenten!

Na een colaatje en het geheel te hebben aanschouwd, reed ik verder en kwam Dave weer tegen. Met een korte broek aan en een paar flip flops was hij de standaard toerist net als ik. Hij was met Maureen naar de overkant geweest van het meer. Daar zit aan de andere kant van het meer een vredessymbool. Een Stupa die neergezet is t.b.v. de vrede. Eerst moet je er blijkbaar met een bootje heen en gedurende de looptocht van een uur, zie je allemaal legertroepen het gebied bewaken. Met grote militairen en veel strijdkrachten in bunkers. Een leuk ironisch neergezet vredesobject zeg maar dan.

Eigenlijk wil ik hier ook nog heen, maar ik heb geen puf meer en ga zo naar het hotel. Hier duik ik in de hangmat om in de zon bij te kleuren en niet meer om te draaien. Tussendoor krijg ik een aai over mijn bol. De gids die met het Nederlandse meisje is mee geweest is terug en schudt me wakker. Dat meisje (ben de naam even kwijt) is toch nu al niet terug? Blijkbaar wel en de eerste gedachte is dat die gids wat versierpogingen heeft proberen te ondernemen en dat dit grandioos is mislukt. Als ze later zelf binnenkomt zetten, valt dat voor haar gelukkig nog wel mee. Ik was te snel met mijn oordeel. Ze heeft andere mensen leren kennen en nu gaat ze een paar maanden extra blijven hier. Ze heeft toch niets te doen en zit nu in een hotel die goedkoper is. Ze heeft 9 dagen gelopen en alleen Poonhill overgeslagen. Dat is toch meer als ik verwacht had eigenlijk.

Als ik de fiets terug breng naar het aangewezen huis, dan gebeurt er iets vreemds. Ik loop naar het hek en de bandiet van een hasj verkoper spreekt me aan “He mister remember me ?” en ik snauw hem direct af. “Go away, don’t want to talk to you !” en hij zegt, “But this is the place I live ! Blijkbaar is het dus normaal dat je zoon in het openbaar hasj verkoopt. Er staat ook altijd een oude man op straat hier te verkopen. Blijkbaar is dat zijn vader. Een rare familie, maar in Nepal mag het allemaal.

Vanavond gaan we barbecuen. Herbert en Margreet hebben vlees en salade geregeld en ik pak de meegenomen barbecue uit. Deze hebben we gekregen van Frank Mentink, de nieuwe buurman van de Oerdijk, vlak voor ons vertrek. Ik was in de veronderstelling dat het een kant en klare barbecue zou zijn, maar daar vergis ik me in. Na een half uur zit het ding in elkaar en komt Alex er al aan lopen. We regelen snel bij diverse winkels wat blokken hout en lampenolie om het wat op te sieren. De tuin leent zich hier perfect voor. Gedurende een uur doen we nog snel de afwas, doen wat boodschappen en komt de hotel eigenaar kijken wat er allemaal gebeurt in zijn tuin. We hebben het gezellig en het vlees smaakt goed en langzaam voel ik me wat beter. Eindelijk is het weer een soort van avond, zoals we dagelijks hadden in Turkije en Iran. Heerlijk.

Voordat we er erg in hebben is Alex al weer weg, ligt het koppel in bed en ruim ik de laatste zaken op. De Landrover is bijna ingepakt en morgen gaan we weer. Tijd om te slapen.