2006-01-31: Pakistan: Visa verlengen in een bewapend Gilgit

De 31 ste is de geboortedag van Opa Steenbruggen en oom Gertie. Op een of andere manier blijft dit een dag die ik niet vergeet en in het geheugen gegrift staat. Ik ben erg slecht in data als het aankomt op verjaardagen, maar de laatste dag van de maand januari gaat niet snel ongemerkt langs me heen. Een van de redenen om op een reis als deze te gaan is om te zien hoe hard sommige mensen voor hun familie en de stabiliteit van hen leven zo hard werken dat ze er ze later lichamelijk last van krijgen en misschien een te kort leven toebedeeld zijn. Ik weet niet of dit terecht is te zeggen, maar mijn opa was er een van. Een leven hard werken en met overredingskracht en doorzettingsvermogen de familie bij elkaar houden. Erg knap. Ik kreeg van opa en oma een bosatlas toen ik ergens rond mijn MAVO tijd zat en ik weet niet of dat met voorbedachte rade was, maar heb destijds al dermate lang lopen staren naar de verschillende landen die erin stonden. Volgens mij was de wereldglobe die ik heb gehad van sinterklaas ook uit de familie Steenbruggen. Terwijl ik op de grond met de Meccano en de auto’s aan het spelen was en (op ook op aandringen van de broertjes) van de familie een stoommachine kreeg, was het feest compleet en de basis gelegd om later zelf maar een Landrover te gaan bouwen en die aarde dan maar te verkennen. Ik kan me niet herinneren om het overdreven is nu zo te stellen, maar het kan zijn dat de kleine dingen allemaal hebben meegewerkt om later een reis als deze te maken. In ieder geval was het de moeite waard en de 31 ste doet me aan deze gebeurtenissen terugdenken.

Voor vandaag staat op het programma om de vis te verlengen en uitgeslapen stappen we rond een uur of 11 na een bak thee in de richting van het politiekantoor elders in de stad. Al lopende door de stad valt het op hoeveel militaire krachten hier aanwezig zijn. Tot op de tand bewapende mannen in oorlogskleuren met een grote mitrailleur om de nek met de punt naar v oren. Meer dan eens besef ik me hoe vaak ik langs een geweeropening loop. Het is inmiddels normaal geworden. Dit contrast met onze normale wereld is groot wat dat betreft. Om de haverklap rijden er ook twee wagens achter elkaar met een militairen erop en een groot automatisch wapen van 1,5 a 2 meter lang. Het zijn niet echt jongens om mee te sollen lijkt me, maar goed. Bij elke ingang van de stad en ook op kruisingen tussendoor zijn bunkers van zandmatten gemaakt, waarin de militairen zich schuilhouden en meer dan eens maak ik een dolletje met de mannen om stiekem een foto te maken, maar meer dan eens wordt ik tot de orde geroepen en moet ik de camera opbergen. Er lijkt echter niemand zo slim om me de foto’s te laten wissen.

Het eerste politiekantoor is gevuld met wijze mannen, maar niemand kan ons vertellen wat te doen. Volgens hen is het niet mogelijk de visa hier te verlengen en als we de Lonely Planet er op raadplegen, blijkt dat we nog een stukje verder moeten lopen. Hier worden we ontvangen door een goed engels sprekende man. Na de uitleg van hem worden de papieren ingevuld en wordt het proces direct in werking gezet, nadat we hem hebben verteld dat verlengen in Islamabad geen optie is. We moeten wel een extra bedrag betalen van totaal geloof ik 6 euro aan Roepees. In Islamabad hoefden we niets te betalen en daarom gaan we in de ankers. Het resultaat wordt dat we maar 1 maand verlenging krijgen vanaf de dag van vandaag, maar dat is ruim voldoende om Pakistan uit te rijden. Anders hadden we het dubbele moeten betalen. Het lijkt er bijna even op dat we als einddatum 30 februari meekrijgen, maar helaas ziet de beambte het net op tijd en wijzigt het in de paspoorten.

Onze tour door Gilgit leid langs de vele kraampjes en we gaan opzoek naar auto onderdelen. De zekeringen van de grote koplampen zijn doorgebrand en de extra glaszekeringen van 16 A zijn niet terug te vinden volgens Herbert. We lopen telvisie zaak in en uit om ze te vinden, maar de amperage gaan maar tot 6 of maximaal 9 Ampère, wat niet voldoende is weten we. Ik vervloek Herbert een beetje, omdat ik bijna zeker weet dat ik gezegd heb dat hij deze goed op moet bergen vlak voor vertrek uit Nederland en nu loop ik alsnog winkel in en winkel uit. Aan het einde van de dag geef ik het op en laat ik het voor wat het is. Voor de landrover kunnen we geen olie en brandstof filter vinden en al helemaal geen andere onderdelen.

In Gilgit zit een oud en nieuw polo stadion, waarvan we de nieuwe zien. Het gras is bedekt met rotzooi en er ligt een dood dier in het midden van het stadion. De moskee naast het polo stadion heeft nog kogelgaten van een half jaar terug, toen wat studenten aan het vechten waren tegen de regering en zich schuil hebben gehouden in de moskee. IN de steegjes van de bazaar zien we een jonge jongen een strijkijzer vol met kolen stoppen om deze weer opnieuw te gebruiken en de kleding op de plank te strijken.

In de goten liggen hopen rommel en rotzooi en de kabelmoffen liggen open en bloot op straat in Gilgit. Wat wel goed is zijn de verse mandarijnen. Voor 5 roepee krijg je er twee en voor 30 krijg je een dozijn en aangezien ik toe ben aan de vitaminen, smul ik de hele dag van de vruchten. Na een chinees gerechtje in een zeer koud restaurant later op de avond, zien we op de terugweg nog een pand waaruit geklop naar voren komt. Een motor draait een grote houten hamer aan, die in een kuil in de grond slaat. Hierin worden plantaardige materialen in elkaar geslagen en weer opnieuw in de kuil gegooid. Dit is de snuf die iedereen hier gebruikt. Snuf heb ik uitgeprobeerd in Cappedocia in het backpackershotel. Het is een soort pruimtabak die je in je mond stopt, waarna de nicotine door je mondhuid in je neus verdwijnt als het goed is. Het ruikt erg,maar het is leuk om eens te proberen. Nu zien we het gemaakt worden en als Herbert vraagt wanneer het klaar is, vouwt de man een stuk op en stopt het spontaan in zijn mond. Verser van de pers kan niet.